Nederland is een deltaland. Via Nederland gaan de stroomgebieden van de Schelde, Maas, Rijn & IJssel en de Eems over in de Noordzee.
Figuur 1: Nederland deltaland © Nationaal Waterplan 2009-2015
De grote rivieren vormen het hoofdwatersysteem van Nederland en hebben grote invloed (met name de Rijn) op de regionale watersystemen. Binnen de stroomgebieden is een watersysteem het geheel van grond- en oppervlaktewater, inclusief waterbodem, oevers en technische infrastructuur. Dit watersysteem kan er (deels) van nature zijn, of is door de mens aangelegd. Het watersysteem in ons waterschap is opgebouwd uit verschillende systeemniveaus (regionaal, stad, wijk, buurt, gebouw).
De in figuur 2 weergegeven pijlen verschillen, afhankelijk van de lokale condities, van dikte. Zo vindt er in de hoger gelegen zandgronden meer infiltratie plaats dan in klei- of veengebieden en treedt in gebieden met veel open water meer verdamping op dan in de gebouwde omgeving met veel verhard oppervlak en hittestress.
Figuur 2: Schematische weergave watersysteem
Zoals figuur 2 aangeeft, maakt de technische waterketen onderdeel uit van het watersysteem. De technische waterketen bestaat uit (drink)waterwinning, waterdistributie, watergebruik, inzameling van afvalwater en afvalwater- of rioolwaterzuivering. De waterketen onttrekt aan en loost op het watersysteem.
Veerkracht door benutten natuurlijke systemen
Water schept voorwaarden voor de kwaliteit van de leefomgeving van mens, dier en plant. Voorwaarden veranderen door duizenden jaren heen, bijvoorbeeld door klimaatverandering. Klimaatverandering is niet nieuw. Maar de actuele opgave verschilt wel door de hoge snelheid waarmee klimaatverandering zich momenteel mondiaal voltrekt.
Door natuurlijke systemen als uitgangspunt te nemen en deze te versterken, werken wij aan maximale veerkracht binnen het systeem. Een goede veerkracht van de leefomgeving is essentieel om een antwoord te geven op alle ontwikkelingen die op ons afkomen. Veerkracht binnen het systeem beperkt de gevolgen van klimaatverandering, biedt kansen voor een circulaire economie en energietransitie en legt de basis voor een evenwichtige, sociale, ecologische en economische ontwikkeling.
Een voorbeeld is het creëren van ruimte voor de beek, zodat piekafvoeren kunnen worden opgevangen. Dit betekent dat we zoveel mogelijk keuzes maken vanuit het natuurlijk systeem en zo min mogelijk aanpassingen aan dit systeem doen om een bepaald gebruik mogelijk te maken. Dit heeft gevolgen voor het landgebruik. Zo willen wij bijvoorbeeld zo min mogelijk ingrijpen in het grondwaterpeil (onderbemaling) in van nature natte gebieden.
Ecologie en waterkwaliteit
Ecologie, waterkwaliteit en biodiversiteit zijn integraal onderdeel van het systeemdenken. De impact van klimaatverandering op de natuur is lastig te bepalen. De natuur past zich deels aan via natuurlijke selectie. Ook zijn verbindingen van natuurgebieden belangrijk om te kunnen meebewegen met verschuivende klimaatzones. In Nederland worden natuurgebieden, zoals de Hoge Veluwe, vaak omringd door een netwerk van infrastructuur, bebouwing en intensieve landbouw. De vraag is dus hoe snel het milieu (levende en niet levende natuur) zich aanpast aan klimaatverandering en hoe bijvoorbeeld waterschapppen daarbij passende plannen voor gebieden kunnen ontwikkelen voor inrichting, gebruik en beheer van water. Dit aanpassingsvermogen voor klimaatverandering wordt klimaatadaptatie genoemd (zie ook ruimtelijkeadaptatie.nl).
Levende bodems zijn randvoorwaarden voor biodiversiteit boven en onder de grond. Daarom stimuleren wij natuurinclusieve landbouw, bijvoorbeeld aan de randen van de Hoge Veluwe. Zo houden we niet alleen via infiltratie meer gebiedseigen water vast voor droge perioden, maar verbetert ook (grond)waterkwaliteit.